GezinsPlatform tekent bezwaar aan
Inzake reclamecampagne Second Love
Begin maart berichtten we op deze site dat GezinsPlatform.NL een klacht had ingediend bij de Reclame Code Commissie tegen de reclamecampagne die Second Love op dat moment voerde met posters in de bushokjes van diverse gemeenten.
Nadat de commissie de klacht afwees, heeft GezinsPlatform een bezwaarschrift ingediend. Dat heeft nu tot het resultaat geleid dat er op 25 juni een digitale zitting wordt gehouden waarbij het bezwaarschrift mondeling kan worden toegelicht in maximaal 15 minuten.
Hieronder het bezwaarschrift dat GezisnPlatform.NL indiende na afwijzing - tot twee keer toe - van de klacht over de Second Love bushokjescampagne door de Reclame Code Commissie.
Tekst bezwaarschrift:
Betreft: bezwaar tegen voorzittersafwijzing (dVAF 2020/00221)
Geachte commissie,
Bij dezen maak ik namens GezinsPlatform.NL bezwaar tegen het terzijde leggen van onze klacht door de voorzitter in zijn beslissing van 26 mei (dVAF 2020/00221). De beslissing gaat niet in op de kern van ons bezwaar, zoals correct verwoord in de samenvatting, en miskent hiermee dat sprake is van een nieuw en relevant gezichtspunt waarover de commissie zich ten aanzien van deze reclame nog niet heeft uitgesproken.
De voorzitter volstaat in zijn afwijzing met het schetsen van het kader en de positie van de commissie inzake smaak, fatsoen en goede zeden. Wij waren reeds op de hoogte van deze stand van zaken en we begrijpen dat er op dat punt geen nieuwe vragen aan de orde zijn. De inhoud van de reclame als zodanig was daarom ook niet de reden om bezwaar te maken. Onze kritiek richt zich in hoge mate op een ander onderdeel.
In onze klacht en in ons bezwaar tegen de afwijzing door het secretariaat stond centraal het vertrouwen dat burgers in reclame mogen hebben. Het gaat daarbij om artikel 5 van de Reclame Code. Dat artikel is in procedures tegen deze adverteerder nog niet aan bod gekomen. De gewijzigde opstelling van de adverteerder ten aanzien van het reclame maken op de publieke omroep is hierbij een nieuw en relevant gegeven. Het is van wezenlijk belang te weten hoe uw commissie oordeelt over de verhouding tussen het adverteren op de publieke omroep en in het publieke domein. Naar onze mening is het vertrouwen in de reclame in het geding indien het adverteren op de publieke omroep kennelijk, en door adverteerder zelf, op gespannen voet staat met de belangen van minderjarigen, terwijl diezelfde reclame in de publieke ruimte onverminderd doorgaat. Onze vraag is niet zozeer wat uw inhoudelijke oordeel is over deze reclame, maar wat de consequenties moeten zijn van de conclusies die betrokken partijen, waaronder de adverteerder zelf, inmiddels hebben getrokken over de schadelijkheid of onwenselijkheid van deze reclame.
Met enige verbazing hebben wij gelezen dat de gewraakte reclames volgens de voorzitter in geen geval in strijd kunnen zijn met de Reclame Code, ongeacht de grondslag die wordt aangevoerd. Daarmee lijkt aan de adverteerder een vorm van immuniteit te worden toegekend, niet alleen voor wat betreft de inhoud van de reclame, maar zelfs voor wat betreft de handelwijze. Dat kan niet de bedoeling zijn en het lijkt ons strijdig met de zorgvuldigheid en de verantwoordelijkheid die de Reclame Code verwacht.
We zien uw oordeel met belangstelling tegemoet. Uiteraard zijn we graag bereid desgewenst nadere toelichting te verschaffen.